"Belgische clubs succesvol op transfermarkt, maar dat zorgt voor afhankelijkheid"

Het Belgisch voetbal was deze week in de greep van de proflicenties die al dan niet werden uitgedeeld. Maar ook het bedrag dat voetbalclubs het voorbije jaar uitgaven aan spelersmakelaars, deed de tongen beroeren. Is die 46 miljoen euro een gerechtvaardigd bedrag? Sporteconoom Thomas Peeters beantwoord die vraag bij Sporza.

De verdeling van makelaarsgelden per club is alvast logisch, zegt Peeters. "Als je de uitsplitsing per club bekijkt, hangen de bedragen ook erg samen met de uitgaven van de clubs. Het is ook bijna de perfecte afspiegeling van de loonlast in eerste klasse. Kijk naar Anderlecht. Ze zetten veel in op de jeugd, maar ze hebben ook veel dure spelers gehaald zoals Chadli en Nasri. En dure spelers worden in regel bijgestaan door dure makelaars."

Vervolgens gaat Peeters in op Standard, dat afgelopen week naast een licentie voor volgend seizoen greep. De Rouches gaven ruim vier miljoen euro uit aan makelaars. "Die cijfers verbazen niet", gaat Peeters verder. "Standard haalt niet genoeg inkomsten uit tv-geld, stadionverhuur en sponsoring om de lopende rekeningen te betalen. Ze moeten scoren op de transfermarkt om de lopende tekorten aan te vullen. En om de transfermarkt te bespelen, kom je bij makelaars terecht", legt Peeters uit.

Goede verkopers
Toch is de Belgische competitie en de transfermarkt een geslaagd huwelijk. Zo blijkt dat de teams in totaal 110 miljoen euro winst gemaakt hebben door het kopen en verkopen van spelers. "Onze Belgische clubs bespelen de markt vrij succesvol. Het surplus is mooi, maar de keerzijde is dat we erg afhankelijk zijn van de Europese markt en dus moeilijk als klein landje onze eigen regels kunnen opleggen."

Afgelopen winter ving KRC Genk nog ruim twintig miljoen euro voor Sander Berge, die het in 2017 kocht voor amper een tiende. Deze zomer kan KAA Gent goudhaantje Jonathan David voor een soortgelijk bedrag van de hand doen.