De droom van Lukaku blijkt niet altijd een sinecure

Wel meer Anderlecht-coryfeeën koesterden Lukaku's droom, niet altijd succesrijk

Update: 5 april om 07:18
21Reacties

Romelu Lukaku schreeuwt zijn laatste spelerswens steeds luider van de daken. Als afsluiter van zijn rijkgevulde carrière wil de scherpschutter de cirkel rond maken, door afscheid te nemen daar waar het allemaal begon, bij RSC Anderlecht. In het recente en verdere verleden is de recordkampioen er nooit vies van geweest om oude gloriën opnieuw in de armen te sluiten. Al was dat niet altijd een succesverhaal, herinnert VoetbalPrimeur.be zich. Een tiental verloren zonen in chronologische volgorde.

Juan Lozano
Nog steeds raakt de wat oudere Anderlecht-fan al glimlachend in gedachten verzonken wanneer hij ter sprake komt. In de jaren ‘80 ontpopte Lozano zich tot één van de eeuwige prinsen van het Park. Aangezien paars-wit destijds tot de Europese elite behoorde, baarde zijn toptransfer naar Real Madrid amper opzien. Door een stroeve relatie met z’n trainer spatte die droom even vlug weer uit elkaar. In 1985 keerde de Spaanse Antwerpenaar dan maar terug naar Anderlecht, waar zijn ongeëvenaarde lichtvoetigheid nog naar twee titels leidde. Jammer genoeg maakte die verschrikkelijke tackle van Yvan Desloover een einde aan Lozano’s technische meesterschap.

Georges Grün
Na ruim 200 wedstrijden voor Anderlecht, met verschillende prijzen en belangrijke doelpunten als wapenfeit, koos de rijzige Grün in 1990 voor de toen toonaangevende Serie A. Bij subtopper Parma dikte hij zijn erelijst aan met een Coppa Italia en een Beker der Bekerwinnaars, nota bene door Royal Antwerp FC te vloeren op Wembley. Na vier prachtige jaren in de laars vloog Grün terug naar Brussel. Op z’n 32e ging hij nog een engagement voor twee jaar aan. In 1995 bracht die beslissing nog een vierde landskampioenschap op voor de man die voor eeuwig en altijd te boek staat als hij die de poort richting het legendarische WK in Mexico openkopte voor de Rode Duivels. 

Bertrand Crasson
In het jaar waarin Grün de poorten van het Vanden Stock-stadion achter zich dicht trok, mocht een kind aan huis zijn debuut vieren voor de club van zijn hart. Zijn talent werd al vlug bekrachtigd door de verkiezing tot ‘Belofte van het Jaar’. Nadien maakte Crasson vooral werk van een gevulde prijzenkast. Alles samen was de rechtsachter op tien jaar tijd liefst zes keer aanwezig op het titelfeest, al zat er tussen 1996 en 1998 wel een uitstapje naar Napoli tussen. Bij zijn terugkeer in het Astridpark ging Crasson echter verder waar hij gebleven was: in de basis staan en trofeeën veroveren.

Enzo Scifo
Liefst tien jaar zat er tussen het einde van zijn eerste periode en het begin van zijn tweede. Nadat Scifo zich midden jaren ‘80 bij Anderlecht (en de Rode Duivels) had geopenbaard als één van de opwindendste talenten ter wereld, volgde een tocht langs zuiderse traditieclubs als Internazionale, Bordeaux en Torino. Dat verliep met horten en stoten, zodat de spelmaker de torenhoge verwachtingen nooit helemaal kon inlossen. In 1997, als prille dertiger, keerde Scifo vervolgens terug naar de heimat. Alle nostalgie ten spijt viel dat enigszins tegen. Het evenwicht in het elftal bleek regelmatig zoek, in die mate dat René Vandereycken zijn vedette zelfs even als libero (!) uitspeelde. Na nog eens drie jaar koos Scifo voor een afscheidsronde bij Sporting Charleroi.

Filip De Wilde
Ook de Oost-Vlaming bouwde het leeuwendeel van zijn loopbaan uit bij Anderlecht, maar proefde eveneens van het buitenland bij Sporting CP en Sturm Graz. Na de doorbraak bij SK Beveren volgden negen mooie jaren in de hoofdstad, waarna het Portugese zonnetje lonkte. Na een seizoen als nummer één verdween De Wilde naar de bank. Daarop besloot hij terug neer te strijken op het oude nest, mede om zijn plekje op Euro 2000 niet in gevaar te brengen. Vanwege een rode kaart tegen de Turken draaide dat toernooi in eigen land wel op een sisser uit. Eric Deflandre krijgt er nog nachtmerries door … Dat neemt niet weg dat de keuze voor een herstart in Anderlecht de juiste bleek. Als routinier vulde De Wilde er zijn palmares nog aan met twee titels en twee Supercups.

Gilles De Bilde
Zijn veelbelovende eerste anderhalve jaar geraakte helemaal ondergesneeuwd door de beruchte vuistslag aan Krist Porte. Bij Anderlecht zat De Bilde plots op een zijspoor, waarna PSV en later Sheffield Wednesday hem een aantrekkelijke reddingsboei toewierpen. In 2001 besloot de aanvaller terug te keren naar Brussel. De plooien werden terug gladgestreken, al moest De Bilde onder Aimé Anthuenis vooral tevreden zijn met invalbeurten. Niettemin voegde hij nog veertien doelpunten toe aan zijn eerdere collectie van tweeëntwintig.

Pär Zetterberg
Eén van de redenen waarom Scifo 2.0 zijn draai niet langer vond bij Anderlecht, was de doorbraak van Mister Z. Aan het einde van de jaren ‘90 groeide Zetterberg uit tot een icoon in de traditie van het huis. Als kleine generaal zette hij jarenlang de lijnen uit. Na een verhuis richting Olympiakos deed de Zweed het paars-witte legioen in 2003 weer kirren van de pret. Een prins van het Park zou zijn wederoptreden maken. In die nadagen kwam Zetterberg uiteindelijk nog eens aan 89 duels, gekruid met 23 goals. In 2006 zette hij de kroon op zijn levenswerk met zijn zesde titel in Brusselse loondienst. 

Dieumerci Mbokani
Misschien wel de beste JPL-spits uit deze eeuw? In ieder geval zette Mbokani zowel Anderlecht, Standard Luik áls Royal Antwerp FC naar zijn hand. Nochtans zorgde wat wrevel met Frank Vercauteren ervoor dat hij zijn eerste dienstverband bij de recordkampioen langs de achterdeur gedag zei. Des te pijnlijk was het om de Congolese supermens te zien schitteren bij dat fenomenale Standard. Nadat de Ligue 1 en de Bundesliga zijn opmars fnuikten, greep Anderlecht haar kans om hem weer op te halen. Mbokani zorgde er mee voor dat de macht opnieuw van Luik naar Brussel verschoof. Zonder zijn 44 doelpunten waren de triomfen uit 2012 en 2013 er waarschijnlijk nooit gekomen.

Vincent Kompany
Misschien past hij niet helemaal in het rijtje, aangezien het gaat om een terugkeer als speler-trainer en niet uitsluitend als speler. Niettemin zinderde het Park zelden zo van opwinding als toen. In de zomer van 2019 vatte King Kompany zijn missie aan om ook in die dubbele hoedanigheid zijn stempel op Anderlecht te drukken. Vanaf speeldag één deed het godenkind dat met revolutionair, academisch voetbal. Te academisch? Zelf schitteren zat er na een tijdje niet meer in door het broze lichaam en ook zijn etiket van wonderdokter raakte in verval. De volledige gerateerde bekerfinale van 2022 bleek het nekschot. Het bestuur schraapte al haar moed samen en zette Kompany op straat. Of dat de juiste ingreep was? Intussen doceert Kompany aan de topuniversiteit van het Europese voetbal, terwijl het met Anderlecht niet bepaald bergop is gegaan …

Leander Dendoncker
De laatste uit het rijtje, en zoals het er nu naar uitziet, niet enkel chronologisch. De rentree van Dendoncker werd op luid gejuich onthaald, maar dat verstomde langzamerhand. Wat is er toch geworden van dat energieke loopwonder dat zelfs in de veeleisende Premier League het middenveld kon overvleugelen? De dubbele trainerswissel heeft hem zeker geen deugd gedaan, maar los daarvan mag je van een veelvoudige Rode Duivel meer verwachten. Het heeft er alle schijn van dat Anderlecht de huurovereenkomst met Aston Villa niet zal verlengen. Toch is het nog steeds mogelijk om zijn tweede tijdperk in Brussel op te luisteren, al zullen Dendoncker en co dan wel uit een ander vaatje moeten tappen in de bekerfinale.